De Achterhoek is het meest oostelijke deel van de provincie Gelderland. De streek wordt aan de westzijde begrensd door de rivier de IJssel. In het noorden grenst de streek aan Twente en Salland. In het oosten en zuiden is de landsgrens met Duitsland de rand van het gebied. De Achterhoek is dichterbij dan menigeen vaak denkt. Vanaf Utrecht ben je in een uurtje in het hart van de Achterhoek!
Het oostelijke deel van de Achterhoek vormt de landsgrens met Duitsland. Vroeger een ware barrière. Van ‘eventjes de grens overwippen’ was nimmer sprake. Er waren tal van officiële grensovergangen, want over en weer was er immer veel verkeer. En uiteraard ook tal van smokkelpaadjes, want het loonde destijds financieel nogal de moeite om spullen ongezien van het ene land naar het andere land te brengen. Stiekem dus.
Stiekem is nu niet meer nodig. Want door de open grenzen rijd je ongemerkt van Nederland naar Duitsland. Niet alleen per auto, maar zeker ook per fiets. Op tal van mooie plekjes langs onze landsgrens zijn ‘groene’ grensovergangen aangelegd, speciaal bedoeld voor fietsers en wandelaars. Om eens eventjes bij de buren te kunnen kijken. Een perfecte plek om te wandelen of fietsen in de Achterhoek. Wat je direct zal opvallen is dat het landschap er ginds toch net ietsje anders uitziet dan bij ons. Grootschaliger. Ga maar kijken!
Zodra je de rivier de IJssel over bent en zo’n Achterhoeks landweggetje volgt merk je het direct. De weg is niet recht. Hij slingert. Langs grote bomen, door bossen en om boerderijen heen. Je krijgt om de zoveel meter telkens een ander uitzicht. Soms is het een bosrand, dan weer zijn het akkers. Het is niet Hollands meer. Nee, je ziet al rijdend de boerderijen verdwijnen achter houtwallen en boomgroepen en er lopen golvingen tot aan de horizon. En plots heb je weer een vergezicht. Het lijkt net een toneel met verschillende coulissen. Dat is waarom het landschap van de Achterhoek wel een coulisselandschap wordt genoemd. Het is er nog steeds. Het werd in vele honderden jaren door de boerenbevolking opgebouwd en ingericht.
Het waren de boeren en vooral de knechten die het land bouwden. Duizenden karren vol mest uit de potstallen werden gemengd met de ooit schrale zandgronden. Zo ontstonden de vruchtbare kampen, de essen en de enken, die op hun beurt weer de namen gaven aan de boerderijen en de bewoners. Kijk maar in de telefoongids of in het straatnamenboek. Hogenkamp, Kemper en Kamphuis zijn bekende Achterhoekse familienamen. En hoeveel boerderijen heten wel Enkzicht, Koerkamp of Eshuis? De essen zijn (nog steeds zichtbare) verhogingen in het landschap. Voeg daar de stuwwalresten uit de laatste ijstijden bij en je hebt de landschappelijke geschiedenis van dit afwisselende gebied voor ogen.
De Achterhoek (Nedersaksisch: Achterhook) is een streek in het oosten van Nederland in de provincie Gelderland en beslaat het gebied tussen de IJssel in het westen, de Oude IJssel in het zuidwesten, de Duitse grens in het zuiden en oosten en de Overijsselse streken Salland en Twente in het noorden.
De geologische basis van de Achterhoek werd zo'n tweehonderdduizend jaar geleden gelegd tijdens de voorlaatste ijstijd. Een enorme massa landijs bewoog zich toen door het huidige IJsseldal naar het zuiden tot waar nu Nijmegen ligt. In het oosten schoof het ijs langzaam via Lochem en Aalten zuidwaarts en daarbij werden enorme hoeveelheden zand, stenen en klei opgestuwd tot de hoge heuvels van Montferland, de Lochemse Berg en de Kalenberg. In de gletsjerdalen bleef na het smelten van het ijs een dikke ondoorlaatbare laag keileem achter. Gaandeweg werden die laagten verder opgevuld met erosiemateriaal van hoger gelegen gebieden en bodemmateriaal dat de rivieren aanvoerden. In de laatste ijstijd was het niet alleen koud maar ook droog en sterke winden bedekten bijna de hele Achterhoek met een laag zand. Zo onstond het voor de Achterhoek zo karakteristieke dekzandlanschap: langgerekte, licht golvende ruggen en ondiepe laagten, die slecht afwateren omdat de keileem dicht onder het zand zit. Na de laatste ijstijd werd het klimaat wat milder en raakten de hogere delen van de Achterhoek begroeid met bos. In de ondoorlaatbare laagten ontstonden moerassen en venen.
De vondst van grafheuvels en urnenveldjes levert het bewijs dat er in de Brons- en IJzertijd al mensen woonden maar pas rond het begin van onze jaartelling werd de Achterhoek vrij intensief bewoond. Die eerste Achterhoekers waren landbouwers, die een stuk oerbos kapten en daarop een akkertje aanlegden. Als de grond was uitgeput, werd een ander stuk bos gekapt. Later werden tussen opgehoogde wallen meer permanente akkers aangelegd, de zogenaamde 'celtic fields', en de sporen daarvan zijn nog op verscheidende plaatsen in de Achterhoek te vinden.
De Achterhoek heeft tegenwoordig nog bijna twaalfduizend hectare bos; dat is acht procent van de totale oppervlakte. Het zijn over het algemeen loofbossen, in alle soorten en maten, soms van een eerbiedwaardige ouderdom. Veel van die bossen horen bij landgoederen maar er staan ook nogal wat boomgroepen en houtwallen langs akkers, weilanden en beken.